Nom de Dieu: kritiek, blasfemie, satire … ?
DEMENSNU X PILAR X VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL PRESENTS
‘Nom de Dieu: kritiek, blasfemie, satire…?’ is de titel van een tentoonstelling in PILAR aan de VUB (curatoren: Willem Elias, Kathleen van Nuffel). Kunstenaars die onder meer in deze expo aan bod komen zijn Felicien Rops, Marcel Marien, Pjeroo Roobjee, Jan Van imschoot, Liliane Vertessen, Wim Delvoye, Guillaume Bijl … In het kader van deze tentoonstelling zullen ook films worden vertoond die dieper ingaan op het verschijnsel “blasfemie”.
De titel Nom de Dieu verwijst naar het initieel verbod om binnen het monotheïsme God uit te spreken of uit te beelden. Het vereren van de ene, ware God ging steeds gepaard met het bekritiseren van valse goden. Alleen God is God, ‘ik ben die ik ben’, zo maakt hij zich kenbaar in het Oud Testament. Daarom dienen we alles wat zich als Goddelijk aandient te wantrouwen en ons te behoeden om geen valse beelden van God te maken en die te aanbidden. Het christendom stond door de leer van de incarnatie minder afwijzend tegen het maken van (religieuze) beelden dan het jodendom en de islam. Omdat God in de gestalte van Christus een mens van vlees en bloed is geworden, mocht men hem als sterfelijk wezen uitbeelden en in vergankelijke beelden vereren.
Wat men onder blasfemie verstaat, kan afhankelijk van de historische, culturele, ideologische en levensbeschouwelijke achtergrond op een andere manier worden ingevuld. De term is afkomstig van het Griekse “Blasphemia”, dit is een samenstelling van de woorden blaptein‟ (beschadigen) en „pheme‟ (reputatie). Blasfemie werd gedurende eeuwen opgevat als een zonde en een misdaad. De uitdrukking kon onder meer verwijzen naar godslastering, afgoderij, heiligschennis, ketterij, opstandigheid, obsceniteit en ordeverstoring. Wie aan blasfemie deed, vormde een bedreiging voor de heilige en maatschappelijke orde. Het was een aantasting van de hiërarchie of het heilig beginsel van de gevestigde macht. De hierarchos was van oudsher de hogepriester en zijn macht was goddelijk. Keizers, koningen, maar ook alle kerkelijke gezagsdragers zoals pausen, kardinalen, bisschoppen … waren vertegenwoordigers van God op aarde en op basis van hun geestelijk ambt heilig.
Sinds de Verlichting wordt blasfemie eerder begrepen als een aanval op de gevoeligheid van mensen die zich identificeren met de heersende of dominante levensbeschouwing. In het westen was dat natuurlijk het christendom en de kerk. Daarom worden klachten en beschuldigingen van blasfemie vooral geuit door een dominante, intolerante meerderheid. Terwijl de slachtoffers van dergelijke aantijgingen doorgaans andersdenkende individuen of religieuze minderheden zijn. Overigens kan men de mate waarop een kunstwerk aanstootgevend is, niet definitief vastleggen. Want wat als blasfemisch wordt ervaren, hangt niet alleen af van de sociale interactie tussen het beeld en de gemeenschappen. Ook binnen eenzelfde gemeenschap kan hierop zeer verschillend gereageerd worden en hierover een interne verdeling ontstaan.
Het opzet van de tentoonstelling is dus geenszins bepaalde groepen met een andere religie of levensovertuiging in een kwaad daglicht te stellen. Hoewel blasfemie centraal staat, pretenderen we zelf niet blasfemisch te zijn. Wel wensen we te benadrukken dat kritiek, satire en blasfemie een onontbeerlijk en vitaal bestanddeel vormen van de cultuur en de kunsten in het westen. Kritiek, humor, satire en parodie behoren vanaf het humanisme van de renaissance tot het vaste repertoire van de kunsten. Die kritische traditie werd met de Verlichting voortgezet en heeft tot op vandaag nog steeds niet aan belang ingeboet. Zonder de vrijheid om kritisch te zijn,
dus mogelijk aanstoot te geven, houdt vrijheid gewoon op te bestaan. Daarom is ook het vrij onderzoek of de vrijheid om de werkelijkheid te kunnen onderzoeken via de wetenschappen of de kunsten een beginsel waarvoor we ons niet genoeg kunnen inzetten.
Er werd in deze tentoonstelling bewust gekozen om enkel kunstwerken van moderne en hedendaagse Belgische kunstenaars te selecteren. Het is dan ook geen verrassing, dat in veel van de tentoongestelde werken vooral naar het christendom en katholicisme wordt verwezen. Maar dat betekent niet dat die werken een éénduidige blasfemische inhoud of boodschap hebben, waarin uitsluitend de spot wordt gedreven met het christendom en de kerk. Wat kunst tot kunst maakt, is precies haar gelaagdheid en vatbaarheid voor een veelheid aan interpretaties. Meerdere werken in de tentoonstelling getuigen hiervan. Zo kan bijvoorbeeld de ‘Holy Cow’ van Tom Herck enerzijds worden geïnterpreteerd als een blasfemische voorstelling van de gekruisigde Christus, maar anderzijds ook als een verwijzing naar onze kwetsbare dierlijke conditie, het lijdende vlees, het uitbuiten, offeren en slachten van dieren voor de voedingsindustrie … Men zou er met andere woorden ook een respectvolle uitbeelding in kunnen zien, waarin wordt getoond dat dieren eenzelfde vorm van lijden ondergaan als Christus.
Onderzoek heeft uitgewezen dat er een verband bestaat tussen oog hebben voor de ambiguïteit of het meer-zinnige van artistieke beelden en de openheid naar anderen. In die zin kan kunst en kunsteducatie een krachtig antidotum vormen tegen onverdraagzaamheid, dogmatisme, polarisatie en wat men tegenwoordig identiteitspolitiek noemt. Daarom moeten we waakzaam blijven en absoluut voorkomen dat de noodzakelijke emancipatiestrijd van vrouwen en andere minderheden niet omslaat in nieuwe vormen van conservatisme, essentialisme en zelfs fundamentalisme. Eén van de vele redenen van deMens.nu en de VUB om deze tentoonstelling te organiseren, is dat leven in een pluralistische maatschappij of samenleven met verschillen, een a-dogmatische, vrijzinnige en open levenshouding veronderstelt.
Schrijf je in